Na of naar
Uitleg
Wanneer gebruik je na en wanneer gebruik je naar? Na en naar worden regelmatig door elkaar gehaald. In deze uitleg lees je het verschil tussen na en naar en daarna kun je de oefeningen maken.
- Ik ga naar de stad.
- Na schooltijd eet ik een appel.
De regels zijn eenvoudig, maar als je snel praat dan klinkt het soms een beetje hetzelfde. Het is dus belangrijk dat je na en naar duidelijk uitspreekt.
Regels van na en naar
Na & tijd
Na gebruik je bij een tijd. Kijk naar de voorbeelden:
- Ik ga na acht uur altijd een rondje wandelen.
- na acht uur
- Wil je na schooltijd afspreken?
- na schooltijd
- Ik kom na mijn klusjes buiten voetballen.
- na mijn klusjes
Naar & plaats
Naar gebruik je bij een plaats. Kijk naar de voorbeelden:
- Ik ga naar de fietsenmaker, want mijn fiets is kapot.
- naar de fietsenmaker
- Vanmiddag ga ik naar de tandarts voor een wortelkanaalbehandeling.
- naar de tandarts
- Dit weekend ga ik naar Groningen om mijn tante te bezoeken.
- naar Groningen
Let goed op
Let goed op want soms lijken de zinnen met na en naar een beetje op elkaar.
- Na mijn werk ga ik voetballen
- tijd
- Je gaat dus voetballen als het werk is afgelopen.
- Ik ga naar mijn werk.
- plaats
- Je gaat dus naar je werkt toe.