Meewerkend voorwerp
Uitleg
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.
Om het meewerkend voorwerp te vinden is het belangrijk dat je de zinsdelen in de juiste volgorde ontleedt. Je begint met het zoeken van de persoonsvorm en het onderwerp van de zin, vervolgens verdeel je de zin in zinsdelen en dan ga je op zoek naar het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp in de zin. Pas als je al het bovenstaande begrijpt, ga je verder met het meewerkend voorwerp.
Zo vind je het meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
meewerkend voorwerp: aan/voor wie + (werkwoordelijk) gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.
Voorbeelden
meewerkend voorwerp (mv): aan/ voor wie + wwg + ow + (lv)?
- Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
-
- pv: heeft
- zinsdelen maken
- wwg: heeft gegeven
- ow: wie/wat heeft gegeven?:hij
- lv: wie/wat heeft hij gegeven?: een cadeau
- mw: aan (voor) wie heeft hij een cadeau gegeven?: aan Sanne
- Vorige week wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.
-
- pv: wilden
- zinsdelen maken
- wwg: wilden gaan kopen
- ow: wie/wat wilden gaan?: Bart, Kees en Ben
- lv: wie/wat wilden Bart, Kees en Ben gaan kopen?: een cadeaubon
- mv: voor wie wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen?: voor de jarige juf
- Ik hang mijn jas aan de kapstok.
- pv: hang
- zinsdelen maken
- wwg: hang
- ow: wie/wat hang(t)?: ik
- lv: wie/wat hang ik?: mijn jas
- mv: aan/voor wie hang ik?: geen mv in deze zin!
Oefen met het vinden van het meewerkend voorwerp in de zin.