Het voorzetsel: VZ (prepositie)
Uitleg voor gevorderden
De eenvoudige uitleg van het voorzetsel staat hier.
Het voorzetsels is een onderdeel van het taalkundig ontleden (woordsoorten). Het voorzetsel wordt ook prepositie genoemd en als afkorting wordt vaak VZ gebruikt.
Het is belangrijk voorzetsels te herkennen om meer inzicht te krijgen in de opbouw van zinnen. Voor redekundig ontleden is het onder andere voor het lijdend voorwerp en het voorzetselvoorwerp van belang om voorzetsels te herkennen.
Een voorzetsel is vaak makkelijk te herkennen omdat het op de puntjes kan staan bij kast en vergadering. Zie onderstaande voorbeelden.
- … de kast
- … de vergadering.
- In de kast
- Naast de kast
- Tijdens het schoolfeest
- Na de vergadering
- ...
Start direct met allerlei oefeningen over voorzetsels.
De plaats van een voorzetsel
Een voorzetsel staat ìn een zinsdeel. Meestal vormt het voorzetsel het eerste stukje van een zinsdeel met een
zelfstandig naamwoord, maar er zijn ook andere vormen:
- voorzetsel + lidwoord + zelfstandig naamwoord
- tussen de tralies
- in het bos
- gedurende de week
-
voorzetsel + zelfstandig naamwoord
- in Brabant
- naast Melisa
- voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord
- voor haar
- aan hem
- voorzetsel + telwoord + zelfstandig naamwoord
- om twaalf uur
- met mijn beste vriendin
- ‘te’ in combinatie met het infinitief
- ik sta te wachten
- dat is lastig te vinden
Voorzetseluitdrukkingen
Er bestaan ook een soort voorzetselgroepjes, dat zijn voorzetseluitdrukkingen. Eigenlijk is dat een groepje met één of meer voorzetsels dat samen één voorzetsel lijkt te vormen, het is meestal vervangbaar door één voorzetsel, zoals te zien is bij onderstaande voorbeelden.
- met betrekking tot - over
- ten behoeve van - voor
- ten gevolge van – door, wegens
- op grond van – wegens
- in verband met - vanwege
Voorzetselbijwoord
Scheidbare werkwoorden kunnen soms voor verwarring zorgen. Kijk goed naar onderstaande zinnen zonder voorzetsels.
- Willem belt hem op. (opbellen)
- Lodewijk geeft zich over. (overgeven)
- Natasja stelde zich ongelofelijk aan. (aanstellen)
In bovenstaande voorbeelden zijn de woorden ‘op’, ‘over’ en ‘aan’ geen voorzetsels. Ze zijn immers onderdeel van scheidbare werkwoorden, we noemen ze dan voorzetselbijwoorden.
Oefen hier met het herkennen van het verschil tussen een voorzetsel en een voorzetselbijwoord.
Achterzetsels (postpositie)
Achterzetsels worden soms achtergeplaatste voorzetsels genoemd. Achterzetsels komen vaak voor in combinatie met werkwoorden van beweging, ze staan daar vaak achter. Achterzetsels worden vaak verward met voorzetsels of met voorzetselbijwoorden. Bekijk de voorbeelden of oefen direct met het herkennen van een achterzetsel.
- Ik loop de tuin in. (in: achterzetsel)
- Sanne rent de trap op. (op: achterzetsel)
- Sanne rent op de stoep. (op: voorzetsel)
- Ik koop boeken in (in: van het werkwoord inkopen: voorzetselbijwoord)
- Ik loop in de tuin. (in: voorzetsel)
Maak de opdrachten over voorzetsels.
Maak de opdrachten over voorzetselbijwoorden.