Het bezittelijk voornaamwoord: bez. vnw
Uitleg
Een bezittelijk voornaamwoord hoort bij taalkundig ontleden (woordsoortbenoeming). De Latijnse naam is possessief pronomen en een afkorting die vaak wordt gebruikt is bez. vnw.
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
- Dat is mijn tas.
- Ik zie jouw fiets.
Alle woorden die bezittelijk voornaamwoord kunnen zijn, staan in het schema:
Enkelvoud | ||
Eerste persoon | mijn | de (het) mijne |
Tweede persoon | jouw (je) | de (het) jouwe |
uw | uw | |
Derde persoon | zijn | de (het) zijne |
haar | de (het) hare | |
Meervoud | ||
Eerste persoon | onze | de (het) onze |
ons | ||
Tweede persoon | jullie | |
uw | de (het) uwe | |
Derde persoon | hun | de (het) hunne |
Voorbeelden
- mijn kamer
- jouw huis
- Geef de mijne eens terug!
- onze moeder
- Dat is de jouwe!
Oefen met het herkennen van het bezittelijk voornaamwoord. Je kunt ook oefeningen maken om het verschil tussen het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord te leren herkennen.
Spelling van het bezittelijk voornaamwoord
Let op de spelling van het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord.
- Dat is toch jouw schrift?
- jouw is een bezittelijk voornaamwoord en dus met een 'w' aan het eind
-
Dat schrift is toch van jou?
- jou is een persoonlijk voornaamwoord en dus zonder 'w' aan het eind
- Dat is mijn pen.
- mijn is een bezittelijk voornaamwoord en dus met een 'n' aan het eind
- Die pen is toch van mij?
- mij is een persoonlijk voornaamwoord en dus zonder 'n' aan het eind
- Dat is uw potlood.
- uw is een bezittelijk voornaamwoord en dus met een 'w' aan het eind
- Dat potlood is toch van u?
- u is een persoonlijk voornaamwoord en dus zonder 'w' aan het eind
Je kunt de spelling van het bezittelijk en het persoonlijk voornaamwoord hier oefenen.