Werkwoordspelling verleden tijd
Uitleg
Deze uitleg over de werkwoordspelling gaat over de verleden tijd. Lees eventueel eerst de uitleg werkwoordspelling tegenwoordige tijd.
Als je een persoonsvorm in de verleden tijd schrijft, dan wil je minimaal drie dingen weten:
- Is het werkwoord een persoonsvorm?
- Staat de persoonsvorm in de verleden tijd?
- Is het een regelmatig werkwoord?
- voor onregelmatige werkwoorden gelden geen regels, je moet ze uit je hoofd leren
Persoonsvorm in de verleden tijd
Regelmatige werkwoorden worden ook klankvaste werkwoorden of zwakke werkwoorden genoemd. Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan gebruik je +te(n) of +de(n).
- stam+ te (enkelvoud)
- stam+ ten (meervoud)
- stam+ de (enkelvoud)
- stam+ den (meervoud)
Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter.
rennen
- ik ren
- ik rende
- wij renden
fietsen
- ik fiets
- ik fietste
- wij fietsten
't kofschip (x)
Meestal weet je of de verleden tijd met -de(n) of -te(n) wordt geschreven. Als je het niet weet, kun je 't kofschip (x) gebruiken. Andere woorden voor 't kofschip zijn: sexy fokschaap of fokschaapshit.
De regel van 't kofschip (x):
- Als de laatste letter van de stam wel in 't kofschip staat: +te(n) in de verleden tijd
- Als de laatste letter van de stam niet in 't kofschip staat: +de(n) in de verleden tijd
werkwoord: fietsen
- stam: fiets
- de laatste letter is een 's'
- de 's' staat wel in 't kofschip, dus een 't', +te(n)
- dus: fietste(n)
werkwoord: rennen
- stam: ren
- de laatste letter is een 'n'
- de 'n' staat niet in 't kofschip, dus een 'd', +de(n)
- dus: rende(n)
Veranderletters
Sommige werkwoorden hebben veranderletters, dat zijn letters die veranderen zoals de 'z' en de 'v'.
- verven - ik verf
- verhuizen - ik verhuis
Als er in een werkwoord zo'n veranderletter staat en je gaat de regel van 't kofschip toepassen, dan kijk je naar de oude letter. Je kunt ook het hele werkwoord gebruiken en daar -en afhalen.
werkwoord: verhuizen
- verhuizen - ik verhuis
- de oude letter is een 'z'
- de 'z' staat niet in 't kofschip, dus een 'd', +de(n)
- verhuizen-en: verhuiz
- de laatste letter is een 'z'
- de 'z' staat niet in 't kofschip, dus een 'd', +de(n)
- dus: verhuisde(n)
Maak nu de oefeningen van de werkwoordspelling in de verleden tijd. Je kunt ook verder gaan met de uitleg over het voltooid deelwoord.