Het koppelwerkwoord
Uitleg
Veel mensen vinden het koppelwerkwoord een lastig onderdeel van grammatica. Naast het zelfstandig werkwoord en de hulpwerkwoorden bestaan er ook koppelwerkwoorden. Lees ook de uitleg over het naamwoordelijk gezegde.
De basisregels zijn bijna hetzelfde als bij een zelfstandig werkwoord: per zin staat er maar één koppelwerkwoord in (behalve natuurlijk als het een samengestelde zin is), de rest van de werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Een koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het naamwoordelijk deel. Leer de negen koppelwerkwoorden uit je hoofd (soms werkt het als je er een soort liedje van maakt). Let op: soms hoef je alleen de eerste zeven te kennen.
- zijn
- schijnen
- worden
- heten
- blijven
- (dunken)
- blijken
- (voorkomen)
- lijken
Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als:
- het één van de negen koppelwerkwoorden is
- het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje
Voorbeeld 1: |
Josje is juf. Josje: onderwerp is: koppelwerkwoord want Josje blijft juf, Josje wordt juf, Josje blijkt juf… en: juf is een kenmerk/eigenschap van Josje |
Voorbeeld 2: |
Bram is leraar geworden. Bram: onderwerp geworden: koppelwerkwoord (is: hulpwerkwoord) |
Opmerking: Er zijn nog meer werkwoorden te vinden die als koppelwerkwoord gezien zouden kunnen worden, maar die werkwoorden laat ik voor deze uitleg en in de oefeningen buiten beschouwing.
Ga direct naar de oefeningen van de koppelwerkwoorden of maak de opdrachten over het naamwoordelijk gezegde.